Vier overwegingen bij het schrijven van een familiegeschiedenis

Etty Hillesum schreef in haar dagboek Het verstoorde leven: ‘Men kent iemands leven niet wanneer men de uiterlijke feiten kent. Om iemands leven te kennen moet men zijn dromen kennen, zijn verhouding tot zijn verwanten, zijn stemmingen, zijn teleurstellingen, zijn ziekte en zijn dood.’
Dit citaat heb ik gebruikt als motto bij het artikel ‘Vier overwegingen bij het schrijven van een familiegeschiedenis’, dat ik schreef voor het Jaarboek 2013 van het Centraal Bureau voor Genealogie.

Kern van het artikel:

Mensen die over hun familie schrijven, bedrijven op een bijzondere manier geschiedenis. Juist omdat de schrijver zélf, als lid van ‘de familie’, op een bijzondere manier  betrokken is bij zo’n geschiedenis, ontstaan er dilemma’s en vragen voor de schrijver zelf. In dit artikel bespreek ik een viertal kwesties die bij het schrijven van een familiegeschiedenis steevast de revue passeren.

De vragen die volgen zijn:

1. Mag je van het verleden een verhaal maken?

2. Mag je verzinnen, reconstrueren, verzwijgen?

3. Hoe ga je om  met de effecten die je geschriften op anderen hebben?

4. Vormen genealogische feiten de basis van je familiegeschiedenis?

Je kunt ook het volledige artikel lezen:Vier overwegingen jaarboek CBG 2013