Scharrelen met Bentheimers

Lucifers, anti-rimpelcrème, lang houdbare melk, wijn, papier, marshmallows en natuurlijk ook spekjes, en karbonades en dropjes: we leven heel intiem met varkens. Ze zijn in de meest uiteenlopende producten verwerkt. Dat heeft Christien Meindertsma prachtig laten zien in haar project PIG 05049 1:1.

Ik had me al eens eerder verdiept in varkens, bij het schrijven van een boek over agroparken voor het InnovatieNetwerk van het Ministerie van Landbouw. Daar had ik de overtuiging aan overgehouden dat het anders moet met de varkenshouderij in Nederland.

Als mensen toch vlees blijven eten – en dat doen ze, elk jaar meer, in Nederland én vooral in opkomende economieën waarin steeds meer mensen eindelijk geld genoeg hebben om vlees te gaan eten – dan moet dat op een radicaal andere, milieuvriendelijker manier. Het alternatief, vegetarisch gaat eten, is nóg beter, maar dat vertikken de meeste mensen nu eenmaal.
Tijdens het schrijven van dat boek heb ik echter geen varken in het echt gezien. Dat was wel een omissie.

Dus toen de Peergroup vroeg om 24 uur te gaan zorgen voor vier bonte Bentheimers en daar vervolgens verslag van te doen, was ik enthousiast. Dat leven met die varkens, daar zag ik wel tegenop. Eigenlijk vind ik dieren maar stom. Ik ben er zelfs een beetje bang voor. Na die 24 uur een essaytje erover geschreven, dat leek me het leukst.

Dus reed ik naar Coevorden, waar op de grens tussen Nederland en Duitsland, twee zeecontainers op elkaar in een weiland staan. De P.A.I.R (= portable artist in residence) biedt ruimte aan vier varkens en één mens, en is geheel zelfvoorzienend.

Het was eenzaam en saai en fascinerend, die 24 uur zorgen voor de varkens. Ze deden me beseffen dat we nog steeds magisch denken: tussen die levendige scharrelende, snuivende, oorverdovend knorrende, ontzettend grappige beesten en alle producten die ervan worden gemaakt gaapt een groot gat: het verband gaat onze fantasie te boven.

Iets dergelijks geldt voor het contrast tussen deze romantisch huppelende wezens in een weiland op grens van Duitsland en Nederland en de realiteit van de bio-industrie. Onbegrijpelijk.
Mijn voorstellingsvermogen groeide door voor die beesten te zorgen: daar huppelen wezens die straks tot worst worden gedraaid. Ik vind het geen zielig idee, integendeel. Het maakt vlees eten begrijpelijker. Minder zondig. Vreemd genoeg.

Later schreef ik het essay: Een stadse bij de varkens.